Notitie | Op allerlei plekken in 19de-eeuws Amsterdam dook de poppenkast op, net als later het draaiorgel. En natuurlijk ook op het belangrijkste plein: de Dam. Aanvankelijk waren die vertoningen nog niet van hogerhand gereguleerd. Toen de gemeente zich er wél mee ging bemoeien, kregen spelers geleidelijk een vaste standplaats. Voor Antoon A. van Hemert (1863-?) werd dat de Dam. In 1888 associeerde hij zich met zijn zwager Janus Cabalt, wiens Italiaanse voorouders volgens hemzelf Cabalzi heetten. Om commerciële reden (het klonk exotischer) noemde Cabalt zijn poppenkast dan ook Theatro Cabalzi. Recent onderzoek leert dat de naam van Cabalts voorzaten eigenlijk Capaldi was – maar dat Cabalt dat niet meer precies wist is heel begrijpelijk. De Capaldi’s kwamen immers al eind 18de eeuw naar Amsterdam en vernederlandsten hun naam al snel. En bovendien waren de Cabalts tot omstreeks 1900 merendeels analfabeet: dat gold ook nog voor Janus. In 1923 zei hij tegen journaliste Emmy Belinfa nte: “Ik kan niet lese en niet schrijve, maar wel prate, hoor! En allemaal fantesie!” |